Jan heeft een aangeboren talent voor reclame en promotie. Hij geeft zijn optreden het liefst op plaatsen waar de huizen dicht op elkaar staan, dat brengt snel en meer geld op dan op plaatsen waar de bevolkingsdichtheid laag is. Daarnaast heeft hij ook een hekel aan lopen. Voor die dunbevolkte plaatsen wordt Jan achter op de fiets opgehaald, om voor een van tevoren afgesproken gage zijn repertoire te brengen. Om de kosten zo laag mogelijk te houden heeft Jan zijn vaste plaatsen voor koffie en een hapje. Ook de bus is voor hem gratis. Hij steekt gewoon zijn hand op en stapt in met de woorden: “De keningin hoeft dochs ek net te beteljen”.
Hieronder volgen enkele van de vele anekdotes die over hem de ronde doen: Jan de Roos is op de Noordkade in Drachten en wil niet zingen omdat hij, zoals hij beweert geen vergunning van de gemeente heeft gekregen. Eigenlijk heeft hij geen zin om een lied te brengen. Een winkelier, genaamd Joop zegt tegen Jan dat dat geen probleem is: “Ik zal wel even één voor je maken”. Hij maakt voor Jan een vergunning en dan moet hij wel zingen of hij wil of niet. Als de politie de vergunning van Jan wil zien, zegt hij dat Joop de vergunning gemaakt heeft. Joop moet mee naar het politiebureau om zijn daad te verklaren. In 1970 treedt Jan op in het bekende televisieprogramma “Voor de vuist weg” van Willem Duys. In die uitzending is Jan zeer kort van stof. Als Willem Duys hem vraagt wat hij gaat zingen zegt hij: “Verdi, het eerste, dat is het mooiste”. Natuurlijk gaat hij met een aantal medailles naar huis.
Uit het huwelijk zijn vijf (6) kinderen geboren waarmee hij echter na zijn scheiding geen contact meer mee heeft. In volgorde van hun leeftijd zijn dat Sjoerd Jan, Hotse Klaas, Geertje Dieuwke, Dieuwke en Betje (6). Met Betje heb ik via e-mail contact gehad. Ze schrijft dat de kinderen bij de ouders zijn weggehaald en elders zijn opgegroeid. Zijn vrouw Siebrigje is twaalf jaar jonger dan haar man en moet de kinderen helemaal alleen opvoeden, omdat Jan altijd op pad is. Siebrigje heeft geen geld voor eten en kleren en daarom worden de kinderen bij haar weggehaald. Dieuwke sterft op tweejarige leeftijd aan verwaarlozing. Het is dan oorlogstijd en er is niets wat haar kan genezen. Betje vertelt verder dat zij bij haar geboorte Betje de Roos wordt genoemd, wat later Trix' Keekstra is geworden. Tegenwoordig heet ze Trix' Weening Keekstra (6).
In de crisistijd van rond 1930 gaat hij, om zijn inkomen als steuntrekker te verbeteren voor het eerst zingen. Al gauw heeft hij door dat, ondanks zijn “ongeschooldheid als klassieke zanger” hij met zingen aangevuld met veel theater goed kan verdienen. Rond dezelfde tijd vertrekt hij uit Ureterp en vestigt hij zich in Groningen waar hij zijn hele verdere leven heeft gewoond. Van hier uit gaat hij dagelijks op stap door de drie noordelijke provincies om zijn “zangkunst” ten gehore te brengen. Hij is een begrip in de regio. Getooid met slipjas, hoge hoed, kettingen en medailles kun je hem overal zingend aantreffen. De meningen over zijn kwaliteiten als zanger zijn verdeeld. Sommigen vinden het niks, weer anderen zien in hem een kleurrijk fenomeen.
Rond 1975 stopt hij langzamerhand met zingen. Zijn gezondheid gaat achteruit en hij belandt een aantal keren in het ziekenhuis. Op 13 december 1979 is hij op 83-jarige leeftijd overleden en wordt hij begraven op het kerkhof in Ureterp.
Nieuwsblad van het Noorden d.d. 10-11-2001
Na de oorlog reist Roos het hele Noorden af om in zijn levensonderhoud te voorzien. Over de kwaliteiten van zijn zangkunst zijn de meningen verdeeld: iedereen vindt het niets tot zozo, hijzelf vindt het geweldig. Waarom hij dan nooit op de radio te horen is? 'Daarvoor ben ik te goed. Die mensen van de radio kunnen niet zingen, die kreunen maar wat'. In de jaren zestig kijkt hij daar wat anders tegenaan. Hij loopt dan rond met de antenne van een autoradio. Is die antenne half uitgeschoven, dan is hij naar eigen zeggen op de radio te horen. Is de antenne helemaal uitgeschoven, dan kan men hem op de televisie bewonderen. Hij is inderdaad eens op de televisie geweest. Als een lokale curiositeit wordt hij in 1970 gepresenteerd in 'De vuist' van Willem Duys. Tot een echt gesprek komt het nauwelijks en zingen lukt ook niet. Maar toch krijgt hij van de gastheer weer lintjes opgespeld, waarvan een met de vermelding 'Eerste prijs AVRO-voetbaltoernooi'. Een nieuwe trofee voor de slipjas van Roos, die is bedekt met medailles, lintjes, hondepenningen, reclamubuttons en kettingen. Zijn mooiste vindt hij die van de 'Aanstaande ridder van de Kouseband'.
Voor zover ik weet zijn er van Jan Roos geen geluidsopnamen bewaard gebleven. Het is daarom nog maar moeilijk invoelbaar, wat zijn kunst teweegbracht. Een liefdevolle beschrijving van de Groninger schrijver Jan Boer, in 1965 gepubliceerd in het Nieuwsblad van het Noorden, brengt de emoties van indertijd echter weer enigszins terug. Temeer daar dit stuk gelardeerd is met prachtige tekeningen van Nico Visscher, die Jan in zijn meest kenmerkende poses vast heeft gelegd.
Volgens Boer is Jan Roos 'n borrelnde bron van zuvere improvisoatsies'. Helaas krijgt de meesterzanger niet altijd het respect, dat hij verdient. Vooral niet van de jeugd. 'Komt dat meschain', vraagt Boer zich af, 'omdat Jan mit zien haile liggoam zingt en omdat wie doodgewone staarvelingen nait begriepen kennen, dat ie joe doarboie wel ais ien alerhaande bochten vringen mouten?...
As Jan d'r ain van zien aria's oetkrollert - opus zoveul van homzulf - en hai haangt doar haildaal bie achterover of hoast mit neus aan grond, den is dat veur mie 'n bewies dat hai haildaal ien zien Kunst opgaait.' Boer signaleert een discrepantie tussen het massale enthousiasme voor de Beatles en het eenzame kunstenaarschap van Jan Roos.
'En dat terwiel hai aal dij originele aigen geluden toch op zien aigen wies nog kleur en fleur biebrengt mit zien raaiten handstokje. Dat e doarbie wel ais male gezichten trekt, wel wol hom dat euvel duden? Elke werachtege kunstenoar het zo zien aigen menaaier van doun en as Jan zien stokje sekonden laang ien lucht trillert, of zien mond zowat oet hoaken zongen wordt, of dat kop hom rood anlopt en ogen zowat oet heur kassen kolleren, dit heurt bie zien specioale zangersgoaven en doar hemmen wie nog nait zoveul over te zeggen!'
Boer vermoedt wel eens dat het aan Jan Roos zijn muzikale thematiek heeft gelegen dat hij niet door alle lagen van het volk begrepen wordt. Dat Bach-achtige theatrale van Roos lag ook niet echt iedereen. Volgens Boer vergt Jans kunst enige explicatie en hij is gaarne bereid om die te geven:
Bronnen:
2. Gelkinghe: 'Dat gorrelt en trillert en haggewaaiert as n laiwerk ien lucht' 4. Het Verhaal van Groningen: 'Jan de Roos'. 6. Trix' Weening Keekstra (Betje de Roos), 8 juni 2013. 7. Kwartierstaat van Jan de Roos (Jan Sjoerds de Roos).
|